Je praat tegen mij,
maar mijn gedachten dwalen.

Je vertelt dat deze week beter is,
maar beter dan wat.

Ik heb net foto’s gemaakt
van jou en je gezin
zie je gelukkig met
vrouw en dochters.

Foto’s voor straks
als het onwerkelijke
werkelijk is.

Het was gezellig als altijd,
we vergaten misschien even
wat we dachten.

Vijfenveertig jaar beste vriend,
broer bijna,
m
aar nog een jaar erbij
is onwaarschijnlijk.

Je zit zo vlakbij mij
oogt nog gezond,
maar mijn gedachten
lopen op de werkelijkheid
vooruit.

Geen koffie meer samen
niet meer bijpraten
in een restaurant.

Geen vertrouwd gevoel voelen,
niet meer lachen om dingen
die van ons zijn.

Het is nog niet zover,
maar eraan denken
maakt hartverscheurend
verdrietig.