
Mijn gravelbike maakt vrienden
Wat de vorige dag nog een goed idee leek, lijkt de volgende ochtend om kwart voor zeven een geestelijke dwaling. Maar goed, vandaag moet het toch maar gebeuren. Vorige week bleef ik liggen, want het weer was niet geweldig (dacht ik vanuit mijn bed). Omdat ik weet hoe ik er ’s ochtends over denk, had ik gisteravond alvast een fietskaartje gekocht voor de trein, als stok achter de deur.
Even snel douchen, een banaan, een broodje en een kop koffie. Mijn fiets staat al klaar met alles wat mee moet. Vaak loop ik nog een keer of tien het huis in, als ik weg ga. Vandaag gaat het soepel. In één keer de deur uit en weg.
Ik fiets naar het station. Daar neem ik de lift naar boven naar de hal over de sporen en perrons. Bij het perron waar de trein naar Amsterdam komt, ga ik weer met de lift naar beneden. Ik zie nog iemand met een fiets. De reden dat ik zo vroeg (voor mijn doen) op pad ben is het hele fiets-in-de-trein gedoe. Ik heb er een hekel aan, dat geef ik meteen toe. Vooral als het druk is. Gelukkig blijft de trein naar Amsterdam in Alkmaar een tijdje staan.
Tijdens het wachten op de trein, komt de andere fietser even langs. Praatje maken. Hij heeft ook een nieuwe fiets. Gister opgehaald. Vandaag gaat hij naar Utrecht om daar met een vriend een rondje te fietsen. Dan fietst hij naar Amsterdam en met de trein weer terug. Leuk, zo’n gesprekje. Als de trein komt gaat hij naar voren, naar het fietsplekje daar. Ik blijf staan en wonderwel stopt de trein met de fietscoupè voor mijn neus. Ik kan zo met mijn fiets naar binnen.
In Zaandam stapt er een jongen met een fiets naar binnen. Hij blijft in het andere halletje. Hij heeft een dik fietskettingslot om zijn nek hangen.
Even later komt er nog een enigszins oververhitte vrouw de coupé binnen met een volgeladen vakantiefiets. Ze was eerst voorin, maar daar waren al drie fietsen (is het maximum). Dus moest ze snel naar deze coupé rennen. Het is precies dit waar ik zo’n hekel aan heb als ik een fiets bij me heb. Ik vraag waar ze heen moet. Naar Nijmegen. Ok, ik moet naar Amsterdam, dus ik zet mijn fiets even opzij, zodat zij haar fiets tegen de wand kan zetten. En dan zet ik mijn fiets weer tegen die van haar aan, zodat ik er in Amsterdam makkelijk uit kan, zonder gedoe.
Een fiets bij je hebben schept een band, merk ik. De vrouw vertelt dat ze uit Slovenië is komen fietsen. Ze woont in Zaandam en gaat nu naar Nijmegen. Huh. Ik snap niet helemaal waarom ze met volbeladen fiets van Zaandam naar Nijmegen gaat, terwijl ze al thuis was. Ze legt uit dat ze gister al in Nijmegen was toen ze erachter kwam dat ze haar tent kwijt was. Ze denkt dat hij gestolen is. Haar tent die al over de hele wereld met haar meereisde. Ze was met de trein naar huis gegaan om een andere tent te halen en ging nu weer naar Nijmegen omdat het haar eer te na was om uit Slovenië te komen fietsen en dan het laatste stukje met de trein te doen. Dus ze ging de reis fietsend afmaken.
Al twee leuke ontmoetingen en het is nog niet eens half negen.
Vanuit het station loop ik naar de pont. Via Amsterdam Noord, fiets ik de stad uit. Daar vind ik mooie fietspaden door polder en natuurgebied. Ik had thuis al een route gepland en in mijn Garmin (navigatie-apparaatje) gezet. Toch is het nog wel eens lastig om de goede weg te vinden. Zeker als je, zoals ik, op de een of andere manier niet de laatste versie van die route hebt ge-upload. Maar zonder al te veel omrijden blijf ik toch redelijk op goede koers naar Koedijk. Ik weet nog wel de enige gravelweg van deze route te missen. Ik zie hem liggen, vanaf de andere kant van het water. Je zou toch een beetje verwachten dat zo’n gravelbike zelf die weggetjes opzoekt. Maar nee.
Het was een lekkere rit. De meeste tegenwind had ik tijdens de treinreis. Op de fiets af en toe een stukje tegenwind, maar voornamelijk zij- of mee.
Bijna zeventig kilometer gefietst. Veruit het meeste sinds ik weer ben gaan fietsen. Ik ben echt blij dat ik dat nog blijk te kunnen.
Oh ja, opeens zeggen wielrenners nu ‘hoi’ tegen mij. Meestal is dat als ik even sta uit te rusten.