De rouw van Wiek
Mijn leven met jou
gestrand op een eiland
dat mijn verdriet nauwelijks
te boven blijft.
Steeds klim ik hier weer aan wal
overspoeld door buiten,
het goed bedoelde,
die stomme tuin.
Op mijn eilandje zoek ik
warme dekentjes
van troostende woorden
door schrijvers die tranen
snappen.
Maar tussen de regels door
ontsnapt alle warmte
die jij mij bracht.